Rotterdam heeft lange tijd een veemarkt gekend. Aanvankelijk vond die markt plaats binnen de oude stadsgrens, op de Nieuwemarkt. In 1853 was de markt op die plek, midden in een groeiende stad, niet handig meer. Na een korte periode bij het Hofplein werd in 1867 ten oosten van de Goudsesingel een definitieve locatie gevonden bij de Warande, in het nog grotendeels onbebouwde Rubroek.
Tot 1973 werd midden in Rubroek vee verhandeld. Op de foto de veemarkt met op de achtergrond de huizen aan de Boezemweg en een doorkijkje in de Martveldstraat
Waar vee wordt verhandeld, wordt ook vee geslacht. In 1897 werd dan ook dichtbij de veemarkt het Rotterdams Openbaar Slachthuis gebouwd, in de volksmond beter bekend als het ‘abattoir’. Dat werd een groot complex tussen de Boezem en de Nieuwe Boezemstraat in Crooswijk. Een deel van de Boezemsingel, tussen het vuilvishuisje en het Oostplein, werd gedempt waarmee het vervoer van vee tussen de markt en het slachthuis aanzienlijk gemakkelijker werd. Dat deel van de singel heette voortaan Boezemweg. Desondanks ontsnapte er onderweg nog wel eens een koe, met grote consternatie tot gevolg.
In 1902 werd langs de Boezem een kade aangelegd en die kreeg de naam Slachthuiskade. Vanaf 1900 was er overigens al een Slachthuisstraat, vanaf de Boezemstraat richting de Boezem. Deze straat is in de jaren tachtig gesloopt en de huidige straat op deze plek heet nu Keurmeesterstraat.
Het slachthuis werd in 1981 gesloten en het complex vervolgens gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe woonbuurt, die nog steeds ‘slachthuisbuurt’ wordt genoemd. Bijna alle straatnamen zijn daar pas ingevoerd met de bouw van de buurt, maar verwijzen wel naar het vroegere gebruik van deze plek met namen als Koeweide, Schapendreef en Vleeshouwerstraat. Alleen de Slachthuiskade stamt nog uit de tijd waarin het slachthuis een bloeiend bedrijf was in Crooswijk.
