De hele ‘Slachthuisbuurt’, zoals de woonbuurt bij de Boermarke wordt genoemd, kent straatnamen die naar vee of het vroegere slachthuis zijn genoemd. Rotterdam had al in de Middeleeuwen een veemarkt, die in het centrum van de stad plaatsvond. In de negentiende eeuw werd de stad steeds groter en werd er naar een nieuwe locatie gezocht. Uiteindelijk verhuisde de veemarkt in 1867 naar Rubroek. Bij de plannen voor die verhuizing was in 1864 rekening gehouden met de bouw van een abattoir bij de veemarkt. De markt en het abattoir zouden dan een complex vormen. Het Stadsarchief Rotterdam heeft een schetstekening uit 1865 waarop zo’n complex is te zien. Op een tekening uit 1876 is dat abattoir echter nog steeds een plan en geen realiteit.
Vanaf 1878 wordt er getekend aan een plan voor een abattoir bij de Boezem en dat plan wordt uiteindelijk wel uitgevoerd. Die locatie is dichtbij de veemarkt en biedt voldoende ruimte voor toekomstige uitbreidingen, terwijl de veemarkt dan al midden in de woonwijk Rubroek ligt. In 1883 wordt het abattoir bij de Boezem geopend. De ingang bestaat uit drie monumentale gebouwen aan de Boezemstraat. In die poortgebouwen bevinden zich kantoren, maar ook de woning van de directeur van het abattoir.
De veemarkt en het abattoir blijven tot de jaren zeventig grote en beeldbepalende bedrijven in Crooswijk. In 1974 wordt de veemarkt echter verplaatst naar de Spaanse Polder en dat brengt ook het einde van het abattoir dichtbij. Het abattoir sluit uiteindelijk pas in 1981. Het complex wordt gesloopt n maakt plaats voor een woonwijk.
Als erkenning voor de zo lang bestaande veehandel en slachterij in Crooswijk krijgen alle straten in de nieuwe buurt de naam van vee of het slachtbedrijf. Zo kent de ‘Slachthuisbuurt’ straatnamen als Koeweide, Schapendreef, Vleeshouwerstraat en ook Boermarke, waar nu de muurschildering is aangebracht.