Het jaar is 1934. De in 1929 begonnen economische wereldcrisis heeft tot een grote werkloosheid geleid en veel mensen komen niet of nauwelijks rond van de ‘steun’, zoals een werkloosheidsuitkering in die tijd heet. Tot overmaat van ramp verhogen veel huiseigenaren de huur. Dat leidt tot grote onrust. In 1931 wordt een huurstaking in Rotterdam bruut gebroken door de inzet van de politie. Maar de onrust duurt voort en in 1934 breken in Crooswijk rellen uit naar aanleiding van dreigende huisuitzettingen. In juli volgt een huurstaking, huurders weigeren uit protest hun huur te betalen. Als de politie verschijnt, worden ze met straatstenen bekogeld en op 9 juli escaleert de situatie.

in de Rubroekstraat getuigen van de onrust in Crooswijk (foto Stadsarchief).
Er volgt een samenscholingsverbod. Na gewelddadige politieacties bij onder meer de zaterdagmarkt op de Goudsesingel bereikt de onrust een hoogtepunt. In onder meer de Rubroekstraat, de Pleretstraat en de 2de Crooswijksedwarsstraat wordt de politie bekogeld met stenen, huisraad wordt op straat gesmeten en de militaire politie wordt ingezet om de onrust te beteugelen. De tram rijdt niet meer door Crooswijk en er mag slechts beperkt en op vaste tijden worden gewinkeld. Mannen die van hun werk komen, worden door de politie niet meer doorgelaten. Het is in feite een staat van beleg. Bij schoten wordt op 10 juli een vrouw in de Isaac Hubertstraat dodelijk getroffen, de 75-jarige Alberta Welling-Rizaar. Op 12 juli is de rust weergekeerd, maar het protest is zeker niet verdwenen. Tijdens de uitvaart, op 16 juli, loopt een grote stoet Crooswijkers achter de rouwstoet aan. De rellen zijn voorbij, maar laten een zwarte bladzijde achter in de sociale geschiedenis van Crooswijk.
Alberta Welling-Rizaar krijgt door veranderingen in het stratenpatroon van Crooswijk, als gevolg van de stadsvernieuwing, in 1986 een straatnaam die naar haar wordt vernoemd: het Alberta Wellingpad.